Bert Bokhoven over een vrieskist in Vietnam

03-02-2017 13:40

Onlangs ging ik weer eens bij Bert Bokhoven - de onbekende filosoof - langs. Dit keer eens niet omdat ik een beroep wilde doen op zijn unieke gave om vanuit zijn diepe inzicht gebeurtenissen voor mij te verklaren. Ik wilde hem gewoon een verhaal vertellen. Zomaar over iets waar ik onverwachts mee geconfronteerd werd. Zo maar een verhaal uit het echte leven.  Gered van de vrieskist.

In Saigon staat een vrieskist. In een zijkamertje van een kerk. Een vrieskist met een mooi kleed er over. Als ware het een doodskist. En dat is het ook. Een doodskist. Vol met zakjes waarin geaborteerde foetussen zitten. Diep gevroren. 

Ik was in de uitzonderlijke omstandigheid dat ik dit mocht zien. Gruwelijk en aangrijpend tegelijk. We hadden een onverwachte ontmoeting met een bijzondere non. Een in alle opzichten prachtige vrouw. Zonde dat ze non is, dacht ik als man. Maar ze was verder ook bijzonder. Een mooie vrouw die grote innerlijke kracht en sereniteit uitstraalde. Een vrouw met een missie. Het is haar diepe overtuiging dat ook het ongeboren leven een ziel heeft. En uit respect voor de ziel van die geaborteerde kindjes, haalt zij de overblijfselen van de abortus op. Meer dan duizend per jaar. Ongeboren kindjes van 4 - 6 maanden. Compleet met alles er op en er aan. Een hoofdje, een handje, een voetje. Met liefde en respect pakte ze een foetus voor ons uit, uit het bevroren dekentje. In alle rust. Zij lijkt het verdriet voorbij; wij kijken gechoqueerd toe.  Vanuit haar diepe geloofsovertuiging poogt zij het ongeboren leven te beschermen. Zij overtuigt ongewenst zwangere meisjes om vooral geen abortus te laten plegen. Maar die meisjes worden door de familie verstoten en kunnen nergens heen. Meisjes die verkracht zijn en aan hun lot worden overgelaten. Meisjes die vaak geen uitweg zien. Voor die meisjes heeft zij een heel klein huisje waar zeven zwangere meisjes opgevangen kunnen worden. Zeven meisjes die toch graag hun kindje willen houden. En als je dan dit mooie werk ziet, dan word je stil en nietig. In gedachten maak ik een diepe buiging voor haar.   Ze vraagt het niet, maar ik weet dat de non het huisje graag een beetje wil opknappen. Dat is ook hard nodig. Ze zou het zelfs nog een beetje uit willen breiden. Er is maar weinig nodig. Maar wie wil haar helpen ? Ik voel dat wij iets moeten doen. Onze Stichting Noble House moet toch sponsors kunnen vinden.  Zij verdient het voor al die belangeloze inzet voor de zwangere meisjes. De ongeboren kindjes verdienen het.  

Een paar uur later bezoeken we een moeder met een kindje. Ze heeft een baan. Ze woont in een klein huisje. En ze is gelukkig. Gelukkig met haar zoontje, dat vrolijk op zijn kleine fietsje zit. Een zoontje dat gered is van de vrieskist. Door onze non.  

De volgende dag bezoek ik het oorlogsmuseum waar alles te zien is over de vietnamoorlog. En dan zie je daar foto's van amerikaanse soldaten die vrouwen en kinderen vermoorden, mannen folteren. Ik zie lijken die achter een tank voortgesleept worden. Ik zie een soldaat die lachend, met een sigaret bungelend in zijn mond, delen van een uiteengereten lichaam in zijn hand houdt. Als een trofee. En dan denk ik aan die non. En dan denk ik aan respect voor de ziel. En dan weet ik het even niet meer.   

 

Peter Tersteeg