Bert Bokhoven ontmoet Plato

06-07-2017 17:13

Bert, ik ben in de war, zei ik tegen hem toen ik weer eens bij hem langs kwam om mij te laven aan zijn ongeëvenaarde, welhaast encyclopedische kennis en zijn unieke vermogen om complexe zaken begrijpelijk te maken voor een simpele ziel zoals ik zelf ben. De intellectuele lenigheid van Bert Bokhoven, de onbekende filosoof, ervaar ik als toegevoegde waarde in mijn denkproces. Telkens weer, om met Willeke Alberti te spreken.

Bert, ik snap het allemaal niet meer zo goed. We hebben de verhalen over non-dualisme gehad. En nu komen we Plato weer tegen met zijn verhaal over de missende ledematen. Wat moet ik daar allemaal mee, verzucht ik.

Wel merkt Bert op, in het scheppingsverhaal volgens de Griekse filosoof Plato schiep Zeus de mens oorspronkelijk met vier armen, vier benen en twee gezichten. Die mensen waren enorm sterk en energiek, en bovendien hadden ze een groot zelfbewustzijn. Zo namen ze het op tegen de goden. Zeus werd bang dat hij hiermee de mensen te machtig had gemaakt en zij de hemel zouden bestormen. Trump voorop. Hij besloot daarom de mensen allemaal doormidden te snijden, zodat ze verzwakt werden. Maar elke helft verlangt nog altijd wanhopig naar de andere. Ze zoeken elkaar op, slaan de armen om elkaar heen en grijpen elkaar beet in hun verlangen tot een eenheid te groeien. En zo is in de mensen de liefde voor elkaar ontstaan. Die liefde brengt hen in hun oorspronkelijke gedaante bijeen en probeert van twee één te maken. Ieder van ons is dus als het ware altijd op zoek naar de ontbrekende helft die bij hem past: de zoektocht naar de missende ledematen. De zoektocht naar een je geliefde of je soulmate, avant la lettre.

Het is dus allemaal de schuld van die Plato, kan ik niet nalaten om Bert te onderbreken. Door hem denken we al eeuwen dat we in ons eentje niet compleet zijn en zoeken we ons suf naar onze wederhelft. Die vinden we meestal niet, zodat we ons behelpen met tweederangs spul dat in het gebruik heel andere dingen doet dan je van je wederhelft zou verwachten, waarna we het inruilen voor nieuw materiaal en zich exact hetzelfde patroon ontvouwt. Plato, je wordt bedankt. Ik doe daar niet aan mee.

En Bert, om het allemaal dan nog ingewikkelder te maken hebben we ook nog het non-dualisme waar de vraag gesteld wordt “wie ben ik ?”. Interessante vraag. Ben ik het nog als ik mijn benen moet missen ? Ik denk het toch wel. Maar wat als ik ook nog mijn armen moet missen ? Ja, dan ben ik het ook nog. En wat als je je organen en je romp moet missen ? Wat dan ? Het wordt wel wat moeilijker, maar in theorie is mijn ik er dan nog steeds. Toch ? ja, zegt Bert, daar zit wel iets in. Misschien zit je ik ergens in je brein ? Dat voelt wel plausibel, als gedachte. Niet dat we daar zo veel mee kunnen, maar interessant om eens over na te denken.  Want wie ben ik eigenlijk.

Om het dan nog ingewikkelder voor je te maken, zegt Bert, sprak ik deze week ook nog een figuur die een boek geschreven had over de logica van geluk. De schrijver Mo Gawdat besloot het fenomeen van gelukservaring te benaderen als een ingenieur: onderzoek de bewijsbare feiten en pas een analytische logica toe. Hij stelde zichzelf ten doel om een geluksformule te vinden die keer op keer zou kunnen worden toegepast op ieders leven, met geluk als voorspelbaar resultaat - telkens weer. Hij kwam tot een opzienbarende conclusie: ongeacht de hindernissen op ons pad, de lasten die we met ons meedragen en de beproevingen die we doorstaan, bezit ieder van ons het vermogen om gelukkig te zijn met het bestaan zoals het is. Door te leven in het nu en geen spijt te hebben van het verleden. Het verleden verandert niet meer. Het nu is zoals het is, en we zien wel wat er komt.  Dat is de grondhouding.

Het spijt me Bert, maar ik snap het nog steeds niet.